Al mijn boeken, op het allereerste na, heb ik aan hetzelfde bureau geschreven.

Mijn bureau is het verlovingscadeau van mijn grootvader aan mijn grootmoeder: een blad met een bewerkte rand op twee kastjes met schuifladen. Als je die kastjes opendoet, ruik je nog de geur van de sigaren van mijn grootvader. Hij stierf tweeëntwintig jaar geleden.

In het huis van mijn grootouders stond het bureau in de huiskamer. Hoe kon het ook anders: met twaalf kinderen is er geen plekje meer over om een deur achter je dicht te trekken. Maar dat bureau was van mijn grootmoeder. Daar schreef ze haar boodschappenlijstjes, haar kaarten en brieven en daar schreef ze in een schriftje de gedichten die ze het mooist vond.

Ik heb het altijd het mooiste cadeau gevonden dat ik kon bedenken. Mijn grootvader gaf met dat bureau mijn grootmoeder een plek voor zichzelf. Een plek waar ze kon zitten en mijmeren, lezen en schrijven.
Ruim een jaar geleden kreeg ik van Sinterklaas net zo’n cadeau. Ik kreeg de dinsdag. Een dag dat ik niet naar het werk zou gaan, niet de kinderen van school hoefde te halen en er voor het avondeten werd gezorgd. Een dag dat ik kon zitten en mijmeren, lezen en vooral schrijven.

Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, maar het gebaar was net zo prachtig als dat verlovingscadeau waaraan ik nu zit te typen.

En af en toe lukt het ook echt. Dan is er die dinsdag dat ik achter dat wondermooie bureau gevuld met herinneringen ga zitten. Dan doe ik een van de deurtjes open om mijn aantekeningen te pakken, snuif ik de geur van mijn grootvader op en verdwijn.

Dan zit ik en mijmer, lees en schrijf.