Vandeweek moest ik opeens, ik weet niet waarom, denken aan een zomer bijna veertig jaar geleden. Ik liep met mijn moeder over het strand van Burgh Haamstede naar de strandtent, een dorp verderop, toen een zoete, bijna kleverige geur ons tegemoet waaide.
‘Het ruikt hier naar rood,’ zei ik.
Mijn moeder vond het een geweldige uitspraak en schreef hem op in het kampboek waar ze al onze vreemde opmerkingen noteerde.
Nog steeds vind ik het niet raar. Ik kan me de geur nog precies herinneren – als veel te zoet frambozenwaterijs – en die was echt rood.
Kleuren hebben nou eenmaal geuren… Okergeel is de curry-achtige geur van India. Groen is vers gemaaid gras. Roodbruin de warme geur van Afrika. Donkerbruin de natte afgevallen bladeren in de herfst die beginnen te vergaan. Zwart is de geur van gebrande cokes waar in de hutongs van China op werd gestookt. Wit de ijskoude, prikkelende, bijna geurloze lucht op een kraakheldere ochtend. En roze de bubblegumgeur van Bubblicious.
En nu weet ik ook weer waarom de herinnering in me opkwam.
Het rook naar zomer.